zondag, december 23, 2007

DAYDREAM NATION DE FAVORIETE PLAAT VAN WENZ

Mijn favoriete plaat is vooral een dubbel ijkpunt in mijn leven. Vanuit twee verschillende richtingen heeft The Serpent's Egg van Dead Can Dance zich in mijn bestaan gewrongen. Drie eigenlijk, als ik helemaal eerlijk ben.

Ik was een moeilijk kind. Ik speelde, ik knutselde, ik ging naar school. Maar het weekend, daar kwam het allemaal op aan. Iedere zaterdagochtend in het bed van mijn moeder, even bijkomen van de grote boze wereld. Kletsen, kietelen, bijpraten, grappen en grollen. Dat was altijd ontspannend. Zo ontspannend zelfs, dat het steevast eindigde met mij snikkend tussen de lakens. Vroeg iemand waarom ik huilde, dan kon ik geen zinnig antwoord geven. De tijd tussen de weekends overbrugde ik met woedeaanvallen, tegendraads zijn en urenlang spelen met de Legowereld op het tapijt. Dit alles om balans te geven aan mijn timide, verlegen en perfecte gedrag op school.

Op een avond, ik zal een jaar of zeven geweest zijn, zette mijn moeder muziek aan. Ze gaf de volumeknop een zwieper, tilde me op en begon in het rond te dansen. The Serpent's Egg. De slepende ritmes, de bastonen afgewisseld met lijzige hoogten, de kracht die daar vanuit ging. Mijn hoofd in haar nek, ik voelde de muziek in onze botten trillen. Ik tolde, mijn bestaan gevuld met klanken, ik torende hoog boven de vloer uit, ik bewoog en niets anders deed ertoe: ik werd gedanst.

Geen moment in mijn leven had ik me gelukzaliger gevoeld. Heel even bestond de wereld niet, mijn zorgen niet, mijn angsten niet, de toekomst niet, het verleden niet. Ik diende puur en alleen de muziek. Zij bewoog mij. De muziek bewoog haar. En alles was goed, daar in haar warme omarming. Mijn gezicht moet boekdelen gesproken hebben, want deze danssessies hebben we daarna nog vaak herhaald. Om precies te zijn: tot ik te oud werd om opgetild te worden en ik op eigen benen moest gaan staan.

Ik haalde goede punten, blowde, ging stiekem uit, spijbelde, rotzooide met jongens, zocht ruzie wanneer het maar kon, ik voelde me zoals een doorsnee puber zich in mijn ogen nu eenmaal voelde: volkomen onbegrepen met een voorliefde voor dramatisch destructieve buien. Naarmate de jaren vorderden begon ik gelukkig wat meer lijn in het leven te zien. Ik begon zelfs enigszins te begrijpen hoe de wereld werkte en hoe ik daarin kon bestaan.

Ik was negentien, hij zesentwintig. Ik was verdwaald, hij ook. Ik hield van hem, en hij van mij. Niet alleen begreep hij mijn obstakels omtrent het fenomeen leven, hij wist er zelfs zinnige dingen over te zeggen. Hijzelf was, toen hij mijn leeftijd had, opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. (Middenin zijn studie psychologie, oh zoete ironie.) Toen ik hem leerde kennen had hij zijn geest alweer jaren onder controle. Ellenlange gesprekken hebben wij gevoerd in onze woonkamer. Hij gaf mij de inzichten die ik nodig had. Door hem kroop ik uit het ei. We waren zo blij elkaar te kennen, het was een beetje thuiskomen tussen de vele gerichte, opgeruimde en in onze ogen onbegrijpelijke mensen om ons heen.

Wanneer we samen op de bank zaten, klonk op de achtergrond altijd zijn muziek. Op de klanken van, jazeker, The Serpent's Egg heb ik diep in mijn geest gewroet, met het nodige resultaat. Dead Can Dance nodigt uit tot inkeer, de muziek vervloeide met mijn gevoelens. Onze relatie eindigde na een aantal jaren - ergens along the way zijn we elkaars gedachten gaan invullen. En dat ging van kwaad tot erger, en daar ver voorbij. Toen hij op het randje van een psychose en ik op het randje van een nervous breakdown balanceerde, begrepen we het eindelijk: we moesten uit elkaar. Terwijl ik de straat uitliep op weg naar de rest van mijn leven hoorde ik in gedachten Dead Can Dance. Bij iedere stap voelde ik háár met me door de kamer dansen, rug aan rug met de doorwaakte nachten bij hém op de bank. Dubbelzijdig geliefd: al leef ik niet van harte, op sommige plekken mag ik bestaan zoals ik ben. En dat staat mede door Dead Can Dance in mijn geest gegrift.

En last but not least: de betekenis van Echolalia, het achtste nummer op The Serpent's Egg. Al zolang ik kan lezen heb ik een voorliefde voor het bestaan van vluchtende geesten; geen afwijking in de hersenen is mij onbekend. Echolalie is het dwangmatig herhalen van woorden of zinnen van degene waar je mee praat. En het nummer snijdt recht door mijn ziel. Kortom: zij geven muzikaal bestaansrecht aan wat mij drijft.

Geschreven door: Wenz

Dead Can Dance-Ullyses
Dead Can Dance-In The Kingdom Of The Blind The One Eyed Are Kings
Dead Can Dance-Song of Sophia

Labels:

10 Comments:

Blogger Polle said...

Soms zijn woorden precies zoals ze moeten zijn en vallen ze op een plek alsof ze alleen daar thuis horen. Zoals hierboven.
Ik ga The Serpent's Egg meteen weer eens luisteren.

11:50 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

hmmz... Ik weet niet hoe het komt, maar de schrijfsels van Wnez maken me om de een of andere reden altijd buitensporig weemoedig. het is dan ook niet voor niets dat ik een tijd je geleden had besloten om haar niet meer te lezen, nu ik dit lees weet ik meteen weer waarom. .. Ja, dat was een goede beslissing van mezelf al zeg ik het zelf...

1:07 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

1988.

7:47 p.m.  
Blogger gewebkijk said...

ik zou willen dat ik de schrijfsels van wenz twintig jaar eerder had kunnen lezen... :)

12:44 p.m.  
Blogger FROMMEL said...

prachtig.

6:30 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

Ik was laatst bij een Pools gezin en de wijn werd geserveerd, we hadden lekker gegeten, op de bank begonnen we te mijmeren en te filosoferen over van alles en nog meer, op de achtergrond klonk Dead Can Dance en ook verwrongen gedachtes kwamen bij bij bovenvaren. Lang vervlogen tijden van ex-en, opstand, maar ook die rust kunnen vinden. Er begon iets te dagen.

De avond bij het Poolse gezin kosste mij wat hersencellen, maar kreeg er weer een hoop voor terug. Iets wat ik jaren kwijt was geweest.

Mooi geschreven, Wenz!

10:34 a.m.  
Anonymous Anoniem said...

Deze muziek kende ik niet. Alleen Ullyses nog maar geluisterd. En wat ik zie is een graf met daarop energiek walsend de dood, zijn knekels rammelend als het geluid van een bamboeklongelong. De dood draagt het hysterisch lachende masker van een joker. Een danse macabre, benadrukt door de klavecimbel. De grafstem van de zanger maakt de muziek menselijk: de stem "zit" tenminste nog ergens mee. De dood zelf zit absoluut nergens mee. Ook niet met het eentonige ritme dat eeuwig wordt herhaald.

Omdat ik zelf van het depressieve type ben, is mijn muziekvoorkeur juist altijd uitgegaan naar minder donkere muziek. Vandaar waarschijnlijk, dat ik Dead Can Dance niet kende. De andere twee nummers luister ik later nog.

Ik zou willen dat ik mij ooit een keer zo één had gevoeld met mijn moeder. De laatste keer dat ik mij veilig bij haar heb gevoeld was vlak voor mijn geboorte in 1973. Een stuitbevalling.

5:01 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

Ik kwam hier nav een reactie op de laatse blog van jou bij Carice (springen). Ik dacht: wat een mooie reactie....en deze log is zoo herkenbaar, kon wel over mij gaan (in ieder geval de herkenning).

Je schrijft met heel veel gevoel, heel puur......! Net zoals die reactie bij Carice dus!

groeten, Maurice

12:43 p.m.  
Blogger FROMMEL said...

@morris. dank je wel voor de complimenten. alleen het stuk (dit stuk) waarop je reageerd is door gastlogster wenz geschreven. de complimenten gaan dus ook naar haar.

2:40 p.m.  
Anonymous Anoniem said...

Ik ken maar één nummer van DCD. Dat vind ik prachtig en dus neem ik me voortdurend voor naar meer te luisteren. Nu heb ik geloof ik een goede tip gekregen en wordt het tijd de daad bij het woord te voegen.

8:54 p.m.  

Een reactie posten

<< Home