maandag, december 27, 2004

FROMMEL EN EL DOPA

Vanochtend moest Frommel nogal hoesten. Dat heb ik wel vaker, maar dan komt het door het teveel roken de dag er voor. Nu had ik gister zo goed als niet gerookt dus daar kan het niet van geweest zijn. Het zal de wandeling naar huis zaterdagnacht wel geweest zijn. Alhoewel, zaterdagnacht? Het was meer zondagochtend. De kroeg was al een tijdje dicht, maar in mijn door alcohol aangewakkerde enthousiasme was ik nog even een biertje toe wezen doen bij teamgenoot C. Het was zo laat/vroeg dat ik tijdens het naar huis lopen (een straffe 40 minuten) in slaap viel. Ik werd net op tijd wakker om niet om te vallen en niet tegen een muur te lopen. Maar goed daar ging het dus niet om. Het ging om dat hoesten. Het zit namelijk zo. Elke keer dat Frommel nogal last heeft van hoesten hoop ik dat het chronisch wordt. Dat het een aantal dagen duurt dat hoesten. En dan het liefst zo erg dat je er van moet kotsen. Wat is daar nou voor een lol aan? Ja, niets nee. Niet aan dat hoesten. En dat het dan zo erg is dat je er van moet braken dat is natuurlijk helemaal waardeloos. Ik zal u uitleggen waarom ik het dan toch stiekem hoop. Een jaar of 2 geleden had ik nogal last van de hoest. Niet zo'n beetje ook. Nu ga ik, al leek het er dit jaar niet op, niet zo snel naar de dokter, maar dit was niet leuk meer. Heel vervelend om 10x per dag naar de weecee te moeten rennen, omdat je maaginhoud er door een hoestbui aan de bovenkant weer uit wil. We maakten een afspraak en de dokter gaf een fijn recept mee. Die middag begon het gehoest weer en dus slikte ik 1 pil. Verrek na een minuut of wat nam het hoesten af. Het werd minder en minder en opeens voelde de keel alsof hij besmeerd was met boter zo glad. Dat was fijn. Weer een minuutje later liet ik opeens los van mijn bureaustoel. Ik zag bijna niets meer om mij heen. Alleen nog maar mijn monitor. Welk 1 gelukkig gevoel maakte zich van mij meester. Wat had ik in hemelsnaam voor een heerlijke pillen van de dokter gekregen. Wat een wereld spul. Wat was de wereld mooi en ik zat nog wel op mijn werk. Het kon me allemaal aan mijn reet roesten. De wereld was mooi. Ik hoestte niet meer en ik was zo gelukkig als een kind met sinterklaas. Toen het gevoel een beetje af begon te nemen kwam ook het schuurpapier in de strot weer terug. Ik slikte dus snel nog zo'n wonderpil. Hierbij bestudeerde ik ook maar eens de bijsluiter en de inhoudspagina. Codeine was het toverwoord. Codeine wat een spul. Ik zou het bijna gaan slikken zonder hoest.